Tentenmakers vergeten de kampeerder THEO NIJENHUIS − 21/02/98

Uit wiki.dewaardforum.nl
Ga naar:navigatie, zoeken

Nieuws opinie blogs Cultuur Sport Economie Reizen service webwinkel
Tentenmakers vergeten de kampeerder
THEO NIJENHUIS − 21/02/98, 00:00

Nederlanders zijn superkampeerders. Ongeveer 20 procent van de bevolking heeft een of meer tenten en gebruikt die ook. Een goudmijn voor tentenbouwers....

DAT ENE feest deed het hem. Op de lagere school in Haarlem waren ze 'vriendje en vriendinnetje' geweest: Gjalt van der Wal en Ank Spits. Maar in Gjalts gymnasiumtijd verwaterde het contact. Tot hij haar uitnodigde voor een feestje. Het was in zijn eindexamenjaar.

Ze waren allebei achttien, het klikte opnieuw en nu voorgoed. En het lijkt een detail, maar Ank hield van kamperen. Voor Gjalt was het nieuw, maar hij vond het geweldig. 'Zij kampeerde sinds haar geboorte. Voor mij was het liefde op het eerste gezicht.' Ook díe liefde zou gevolgen hebben.

Bijna dertig jaren verstreken. Van der Wal studeerde scheikunde en werd na afloop uitgenodigd om door te gaan en te promoveren. Het kwam hem goed uit. Nog vier jaar bescherming tegen de woekerende werkloosheid van de jaren zeventig.

Na de universiteit volgde een managementfunctie bij het toenmalige automatiseringsbedrijf BSO, een onconventioneel bedrijf zonder jasje-dasje-cultuur. Bepaald geen vervelend werkklimaat. 'Maar ik zat wel achter een bureau', zegt Van der Wal.

Hij nam afscheid en werd interim-manager. Meer vrijheid, maar altijd onderweg, van zeven uur 's ochtends tot zeven uur 's avonds. 'Ik reed me suf', zegt hij. Ank vond dat haar man eens iets anders moest gaan doen. Hij zelf: 'Ik wilde dat wel, liefst iets met de natuur.'

Het werd het bedrijf van de tentenbouwer Doede Erdman Schmidt uit Hoogeveen. Die stopte ermee na dertig jaar. Van der Wal nam 'ES' over in de zomer van 1995. Het was afgelopen met zijn inkomen van twee ton. Van der Wal verdient nu, op zijn 47ste, ongeveer tachtig mille.

'Maar ík krijg mijn tent gratis', grinnikt hij. En dan met veel klemtonen: 'Het is zúlk ontzéttend léuk werk.' Onwennig was het wel, de eerste stappen in het wereldje van de tentenmakers. Dat zit vol eigenaardigheden.

Een voorbeeld. De meeste bouwers bijten liever hun tong af dan dat ze zeggen hoeveel tenten ze verkopen. 'Als u een paar miljoen meeneemt, zal ik het vertellen', zegt Rob Veldhuis van Carl Denig in Amsterdam. Wijnand Zwarthoed van ESVO in Volendam: 'Dergelijke cijfers geven we niet.' Het komt er afgemeten uit.

'De markt is op dit punt weinig professioneel', zegt Piet de Waard, tentenbouwer in Uden. De Waard laat wel eens een stagiair onderzoek doen, maar het verzandt steeds in een mist van vaagheden. Het zit hem dwars. Door de onderlinge achterdocht is er nooit een goed beeld van wat de consument precies wil.

De Nederlander is een superkampeerder, zeker in vergelijking met de andere Europeanen. Er worden alleen al in Nederland elk jaar tienduizenden tenten verkocht. Hoeveel precies weet niemand. Maar wat die consument exact wil, is niet te onderzoeken.

De ene tentenbouwer voorspelt de terugkeer van de bungalowtent, een ander gelooft dat die tent voorlopig heeft afgedaan. Tentenmakers weten dat de ruggengraat van het kampeerderslegioen wordt gevormd door gezinnen met kinderen tussen de 2 en 12 jaar oud. En dat er een gestaag stijgende vraag is naar trekkerstentjes.

'Maar verder moet je in deze markt op je gevoel afgaan', zegt Van der Wal. 'Er wordt met argusogen naar elkaar gekeken', zegt hij. 'Vorige week nog kreeg ik een telefoontje van een collega die zei dat wij een bepaalde tent hadden nagemaakt. Dat hield hij vol tot ik zei dat die tent van ons al vijf jaar in productie is.'

Op het vlak van de namaak wordt veel afgeruzied. En de verhoudingen liggen nog scherper sinds sommige tentenbouwers hun eigen atelier hebben gesloten. Productie op kleine schaal is te duur. Ze laten hun tenten maken bij een grotere collega. Maar elk ontwerp is een beetje een gok, want wat voor familietent wil dat gezin-met-kinderen bijvoorbeeld hebben? En als een model aanslaat, wordt het idee dan niet gejat?

Tentenbouwers zijn op elkaar gefixeerd, niet op de consument. Met vier miljoen kampeerders is Nederland een goudmijn voor de outdoor-industrie. Maar de tentenmakers willen die mijn niet samen exploiteren.

De reden ligt voor de hand. 'De concurrentie wordt steeds scherper', zegt Herman Plugge. Hij is eigenaar van Demmenie in Amsterdam en voorzitter van de Bond van Nederlandse Tentenmakers.

Typerend voor het wereldje is dat de organisatie niet floreert. 'De bond is op sterven na dood', zegt De Waard. Van der Wal: 'De laatste vergadering was tweeënhalf jaar geleden.'

De vroegere Broederschap van Tentenmakers, de voorloper van de bond, ging eveneens ter ziele. Volgens De Waard zijn er meer initiatieven vroegtijdig gesneuveld, ook van hemzelf. Veldhuis van Carl Denig zegt dat hij alweer jaren geleden heeft voorgesteld de productie te bundelen. Volgens hem keken ze alsof hij uit was op partnerruil.

NIET ALLEEN onderling is er wrijving. De ANWB ontdekte dat vorig jaar. Die kleine groep vechtlustige tentenbouwers dwong de ANWB om 'Het Larserbos' af te blazen, de grote tentenexpositie in de Flevopolder.

De ANWB was zelf de markt opgegaan met een eigen 'lijn'. De bond introduceerde eigen outdoorkleding en -materiaal. De outdoorwereld wenste niet als decor te fungeren voor de commerciële activiteiten van de ANWB.

Massaal haakten tentenbouwers af. Op de achtergrond speelde de dreiging dat de outdoorwereld niet meer zou adverteren in de bladen van de ANWB. Dat zou de ANWB miljoenen aan omzet kosten. Een blad als Op Pad had waarschijnlijk het loodje gelegd.

De ruzie is bijgelegd en in april is er weer een 'Larserbos', volgens de ANWB de grootste die ooit is gehouden. Dat is voor de kampeerder een geluk.

Het is voor de consument buitengewoon moeilijk zich te oriënteren. De expositie is een van de weinige mogelijkheden om een beetje overzicht te krijgen van wat er aan tenten, kleding en materiaal op de markt is. Want dat is verbijsterend veel, gezien de import uit bijvoorbeeld Tsjechië en het Verre Oosten.

De verhouding tussen de tentenbouwers en de ANWB heeft iets van een wapenstilstand. Rapporten en analyses over de kampeersector zijn somber en een van die analyses is afkomstig van de ANWB. De ANWB staat niet alleen. Verschillende onderzoekers zien geen grote toekomst meer voor campings en kampeerders.

De consument wordt mobiel en eist luxe. Hotels doen het goed bij de consument, bungalows redelijk en de rest wordt te primitief. Slechte tijden dus voor tentenmakers, caravanbouwers en campinghouders.

'Ze zijn bij de ANWB een beetje anti-tent', zegt Marco Verhees van De Wit in Schijndel, een van de grootste verkopers en importeurs van tenten. Zijn collega en bedrijfsleider Ger de Vlam: 'De markt is slecht geweest. We hebben af en toe met kromme tenen gezeten, maar er is nu sprake van een opbloei.

De tentenbouwers merken het ook. De magere jaren, die zich na 1990 manifesteerden, zijn voorbij. De vraag naar tenten trekt aan. Van der Wal voorspelt op zijn terrein zelfs een hausse. Hij heeft zelden zo vroeg in het jaar zoveel tenten verkocht. Zijn collega's melden ook stabiele tot stijgende omzetten.

De tentenbouwers staan evenmin alleen. 'Ik verbaas me wel eens over dergelijk onderzoek', zegt Ivo Gelsing, consulent voor Gelderland bij de Recron, de organisatie van onder meer de campinghouders.

Er is, zegt Gelsing, nog niet zo lang geleden voorspeld dat de stacaravan weinig toekomst had. De voorspelling kwam niet uit. Gelsing: 'Natuurlijk neemt de concurrentie toe. Er wordt steeds harder gevochten om elke vakantiegulden.

'De keus voor de consument wordt steeds groter: gaat het gezin een weekeindje uit voor Miss Saigon of wordt het een week kamperen in de voorjaarsvakantie.

De tentkampeerder wordt volgens Gelsing wel iets wispelturiger, maar is over het algemeen vrij trouw, zeker in het voor- en naseizoen. Vorig jaar was het wat minder, maar je kan niet elk jaar groeien. De ondernemers maken zich echt geen zorgen.'

Tentenbouwer De Waard heeft een psycholoog in zijn klantenkring. Die verzekerde hem dat naarmate de verstedelijking toeneemt, de mens steeds meer behoefte zal hebben zijn oorsprong te voelen. Hij wil in de natuur zijn, dicht bij de bodem.